Nieuws - Uit ons verleden (8-3): 300 jaar kerk (deel 3)
Kleine kerkgeschiedenis van Donkerbroek 1500 – 1720 deel 3
Inleiding
Op 31-10-1517 timmerde Maarten Luther (1483-1546), als reactie op de aflaatverkoop, zijn 75 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg. Een handeling welke op 31 oktober nog steeds, als begin van de Hervorming, wordt herdacht. Het zou echter tot 1580 duren voordat, krachtens besluit van Gedeputeerde Staten, Friesland van Katholiek Gereformeerd werd. In aflevering 8-4 gaan we het daar uitgebreid over hebben. Voorlopig bleef Friesland nog Katholiek. In de vorige aflevering meldde ik dat er jammer genoeg zeer weinig, eigenlijk geen, gegevens bewaard zijn gebleven over het reilen en zeilen van /in de parochie Donkerbroek. Ik kon slechts een aantal instituties noemen.
Tot 1580 ben ik verder nog slechts tweemaal in stukken de naam van ons dorp tegengekomen Dan gaat het echter niet over het dagelijkse (kerkelijke) leven in het dorp. In een bul van Paus Pius IV wordt Donkerbroek genoemd en in de Beneficiaalboeken van Friesland 1543 lezen we het een en ander over de kerkgoederen en wie van de opbrengsten daarvan mag leven.
Beneficiaalboeken van Friesland 1543
Voordat we op de inhoud van deze boeken ingaan, en dan in het bijzonder de passages over Donkerbroek aandacht geven, enkele opmerkingen rond het woord ‘Beneficiaal’ (1).
U herkent er in het woord ’beneficie’. Volgens Wolters’ Woordenboek Nederlands betekent het: a) een gunst, b) een uit gunst verleend ambt en (c) een kerkelijke waardigheid.
In de middeleeuwen was het een kerkrechtelijk begrip. Een beneficie werd opgevat als: ‘een vermogensfonds dat blijvend aan een kerkambt verbonden is’ (VdVeen/Mol). Degene die dat ambt bekleedde had het recht om een inkomen uit dat vermogen te verkrijgen. Voorbeelden van dergelijke ambtsbekleders zijn: de pastoor, de vicaris (= plaatsvervanger van een ambtsbekleder) en,zo ja ook, de koster.
In de Beneficiaalboeken treffen we een ruimere betekenis aan van beneficie, nl. een toepassing op alle kerkelijke goederen in/van de parochie. Dus ook de vermogensfondsen voor onderhoud, voor verlichting en verwarming van kerkgebouwen. Ja zelfs waaruit de zorg voor armen en het onderwijs betaald moesten worden. Evenwel niet bij de inventarisatie in de parochie Donkerbroek.
Wat staat erin over Donkerbroek
Hieronder ziet u afgebeeld de op Donkerbroek betrekking hebbende tekst uit het originele handschrift. Het zijn de folio’s 288 en 289. Ik geef het u te doen het te ontcijferen! Daarom volgt hier een transcriptie. Wederom uit VdVeen/Mol en wederom met dank, maar ik heb de door hen in de tekst toegevoegde punten (.) en komma’s (,) weggelaten. De transcriptie is qua regelindeling zoals in het handschrift. Het vergelijken is daardoor gemakkelijker.
Dunckebaroeck dpastorie
Dat posses naestlandet aende oistzijdt Egbert
Sybens ande wester zijde Thyabel Hynckens erff
genamen getaxiert op drye karolus guldens
ende een half Vriesch mudde rogge uuyt
Weylt Wyers arve ende uuyt arelt Roeloeffs
arve een half mudde rogge
dVicarie aldaer
Dat posses aende oistzijdt naestlanden Wycher
Roeloffs aende westzijdt Egbert Sybens
Item noch zesthien roeden landts aende oostzijdt
naestlanden Wybe Fockens aen de westzijdt Harmen
Jan Roeloffs getaxeert op anderhalf karolus
gulden
Item twee ende derttich huysen uuyt een yder huijs
een scepel haveren ende half scepel roggen Steenwicker
maete
Oeck uuyt een yder huijs vier tijden ytlycker tijdes
acht pondt broets ende een pondt boteren Ende
is geen mortificeert leen als de gemeente siggen
maar uuijt gueden wille daer toe gelecht soe lange
zij daer op een priester konnen krygen
Noch gepractizeert de summa van veertich
karolus guldens daer van te rente kommen twee
karolus guldens
Iten noch een scepel roggen iaerlicx uuyt Arelt Roeloefs
guedt
Verklaring van woorden
De tekst bevat nogal wat ‘duistere’ woorden/zaken. Een aantal daarvan moge ik hier toelichten.
Allereerst enige ‘moeilijke’ woorden uit de tekst:
posses = bezit
naestlandet = grenzend aan
arve = grondstuk
mudde = inhoudsmaat, circa 430-630 liter
scepel = inhoudsmaat, circa 43,6 liter
vier tijden = hiermee bedoeld de boete- en vastendagen rondom de wisseling der seizoenen
broets = eieren van vogels
mortificeren = een (onroerend) goed tot geestelijk, fiscaal onbelastbaar goed maken en daardoor in ‘de dode hand’ werken. Het laatste betekent: omdat het eigendom van de kerk wordt vererfd het niet. Hier dus niet sprake van want er staat: ‘geen gemortificeerd leen’. De woorden ‘als de gemeente [welke?] siggen’ snap ik niet. De passage ‘maar uuijt ……krygen’ wil mij doen geloven dat ‘een yder huijs’ het uit vrije goede wil doet, althans zolang ze een priester hebben.
In de tekst treffen we twee ‘hoofdjes’ aan, nl:
Dunckebaroeck dpastorie: Hier worden bezittingen genoemd waarvan de opbrengsten dienen voor het levensonderhoud van de pastoor. Ook ‘arven’ moeten bijdragen zodat de pastoor brood op tafel heeft
dVicarie aldaer: had iemand een goed of een stuk land aan de kerk geschonken dan moest de vicaris (= plaatsvervanger van een ambtsdrager), die de opbrengsten van de schenking ontving, jaarlijks missen lezen voor de stichter en zijn familie.
Er zou best meer interessants te vertellen, maar dan gaat het niet over ons dorp, want daar is niet meer van bekend dan ik u meldde.
Bisdom Leeuwarden 1559-1580
Als middel van tegenweer tegen de opkomende ‘ketterijen’ (lees: Protestantse bewegingen) vaardigt Paus Pius IV, op verzoek van koning Philips II, op 12 mei 1559, een bul uit bevattende een nieuwe indeling van bisdommen in Nederland. Het bisdom Utrecht, vallend onder het aartsbisdom Keulen, wordt nu een zelfstandig aartsbisdom, met als suffragaan-bisdommen (= ondergeschikt aan de aartsbisschop) : Groningen, Leeuwarden, Deventer, Haarlem en Middelburg. Zie hieronder de kerkelijke indeling van het aartsbisdom Utrecht (uit: Jonker-de Klijn/Roks, blz. 206) De aartsbisschop is tevens bisschop van het, nu kleinere, bisdom Utrecht. De eerste aartsbisschop wordt Frederik Schenk van Toutenburg (1561-1580).
In een bul van 7 augustus 1561 geeft paus Pius IV de grenzen van de nieuwe bisdommen aan, dus ook van het bisdom Leeuwarden. Het zal bestaan uit de gewesten Oostergo, Westergo, Zevenwouden en de eilanden. Voor ieder gewest worden de dorpen genoemd. Zo lezen we: ‘in comitatu Septem Silvarum’ [= in het gewest/de landstreek Zevenwouden] o.a. de namen van de 10 dorpen in Stellingwerf-Oosteynde, waaronder ‘Dombroeck’. De originele pauselijke bul is helaas niet beschikbaar. We moeten maar aannemen dat juist is wat Brom/Hensen (zie literatuurlijst) schrijven.
De enige (gewijde) bisschop was Cunerus Petri. Hij resideerde in Leeuwarden van 1569-1580.
Vóór hem, dus van 1561-1569 was Remigius Driutius elect (bisschop), d.w.z. wel gekozen maar nooit bevestigd en dus nooit in functie geweest.
Cunerus Petri werd naar Leeuwarden gehaald door de paus en de koning van Spanje met als hoofddoel ‘Friesland te zuiveren van ketterij en het zodoende terug te brengen tot de gehoorzaamheid aan den paus en den landsheer’’ (citaat uit Schoengen). Als we Schoengen verder mogen geloven was Petri niet geliefd. Hij baadde in weelde en behoefde daarvoor veel geld. Hij legde schattingen op de inkomsten van priesters en perste Doopsgezinden en andere ketters hoge boetes af. Viglius ab Aytta Zuichemus, beroemd Fries staatsman en geleerde (en katholiek) zou Petri in een brief hebben herinnerd aan het spreekwoord: ‘het is de plicht van een goeden herder zijn schapen te scheren, maar niet te villen’(!) (uit Schoengen).
Het archief van het bisdom bevindt zich in het Utrechts Archief te Utrecht. Dus naar Utrecht om in dat archief te zoeken. Toegang 145, inventarisnummers 61-64. Weer een teleurstelling. In het kleine archiefje trof ik niet eenmaal het woord ‘Donkerbroek’ aan. Zelfs niet in inventarisnummer 64: Verslagen en rekeningen betreffende Kerkvisitaties.
Er valt dus verder niets meer te melden. En afbeeldingen van de bisschop zijn er ook niet.
Tenslotte
Zoals gezegd gaan we het in de volgende aflevering hebben over 1580, het jaar waarin Friesland Gereformeerd (zo noemde men dat toen) werd. Maar ook dan weer schaarse gegevens betreffende ons dorp.
Voetnoten
(1) Met grote dank aan VdVeen/Mol (zie lit.lijst) voor de zeer leerzame inleiding in hun editie.
Originele bronnen
Beneficiaalboeken 1543, deel III, Zevenwouden. Handschrift in ‘Tresoar’ Leeuwarden. Toegang 145, inventarisnummer 88
Archief Bisdom Leeuwarden, in Utrechts Archief, Utrecht. Toegang 88, inventarisnummers 61-64
Literatuur
Brom, Mgr. Dr. Gisb./Hensen, Mgr. Prof. Dr. A.H.L. Romeinse bronnen voor den kerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden in de 16e eeuw. ’s Gravenhage 1922
Dierickx S.J., Dr. Mich. Documents inédites sur l’Erection des nouveaux Diocèses aux Pays-Bas (1521-1570). Tome premier. Bruxelles 1960
Jonker-Klein, Tine /Roks, Richard De bisschoppen van Utrecht van 690 tot 1581. Utrecht 2008
Kuys, Jan Kerkelijke organisatie in het middeleeuwse bisdom Utrecht. Nijmegen 2004
Meer, P.L.G. van der/Mol, J.A. De Beneficiaalboeken van Friesland, 1543. Leeuwarden 2013
Roemeling, O.D.K. Heiligen en Heren. Studies over het parochiewezen in het Noorden van Nederland vóór 1600. Leeuwarden 2013
Schoengen, M.A.J. De Schraapzucht van Cunerus Petri, bisschop van Leeuwarden. In: ‘De Vrije Fries’, 20e deel, 4e reeks, 2e deel. Leeuwarden 1906
Geplaatst op: 28 Juli 2014