Nieuws - Collectie Frans van Dreumel bijna compleet
Donkerbroek – Een kop van een groene rat, een zwaard met daar omheen een gewei, een filmcamera. Het zijn slechts drie van de ruim duizend emblemen. Allen afkomstig uit het Nederlands-Indië-tijdperk. Nog een stuk of negen, dan is de hele collectie van Frans van Dreumel (66) uit Donkerbroek compleet. Maar die negen zijn ontzettend lastig te vinden.
bron: Nieuwe Ooststellingwerver
Spreekbeurt
Een spreekbeurt – niet van Frans, maar van zoon Bas – in 1985 is het startpunt voor de liefhebberij. Het is het moment dat Frans zijn zoon alles over de verschillende herkenningstekens vertelt. ‘Mijn vader, Marinus van Dreumel, had tientallen emblemen uit de tijd dat hij in dienst zat. Hij diende onder meer tijdens de Tweede Wereldoorlog, in Suriname en in Nederlands-Indië. En aan elk embleem kleeft een verhaal’, vertelt Van Dreumel, die zelf vier en een half jaar diende. De collectie wekt zijn interesse. Een beurs in Groningen bezoekt hij vervolgens met een geïnteresseerde collega. ‘Ik werd steeds enthousiaster, legde contacten en de verzameling groeide snel, in het begin.’
Bataljons
De makkelijke emblemen, zoals die van de brigades en divisies, stromen binnen. ‘Die heeft dit, dat ruil je voor dat. In het begin ging het heel snel’, blikt Van Dreumel terug. ‘Die van de bataljons en die van specifieke compagnies waren een stuk lastiger.’ Hij wordt in 2000 lid van de Vereniging Oud Militairen Indië (VOMI), die toen nog zo’n 13.000 leden telde. Ook daar doet hij veel contacten op. Fokko en Willy Polman uit Beilen zijn twee van zijn contacten, veteranen, waarover Van Dreumel twee boeken schreef. Boeken vol herinneringen gebaseerd op dagboeken. ‘Mooi dat je zoiets kunt doen. Ze waren er ontzettend blij mee.’ Beiden zijn ze inmiddels overleden.
Grofvuil
Af en toe krijgt hij van oud gedienden die hun emblemen een goed onderkomen gunnen of via familieleden van hen een verzamelitem opgestuurd. ‘Het gebeurt helaas iets te vaak dat familie niets van de emblemen weet. Er werd na de oorlog weinig over gesproken of de emblemen zijn niet tevoorschijn gehaald. Ze belanden dan bij het grofvuil.’ Ontzettend zonde, noemt Frans van Dreumel het. ‘Ze weten vaak niet wat ze weggooien.’ De badges worden steeds zeldzamer, helemaal omdat de Indië-generatie langzaam uitsterft. ‘De jongste is nu ongeveer negentig’, vertelt Van Dreumel. ‘En de vereniging telt inmiddels nog zo’n 1500 leden.’ Twintig keer zo weinig als toen ik erbij kwam. Vanwege zijn trouwe dienst aan de club en zijn jonge leeftijd, werd hij gevraagd om plaats te nemen in het bestuur. Met liefde vervult hij de positie van secretaris inmiddels vijf jaar.
Zevenhonderd euro
In twaalf stevige kisten bewaart hij zijn collectie. Stevig, omdat de verzamelaar veel op beurzen staat en omdat de inhoud roofgoed is. ‘Ik kreeg wel eens zevenhonderd euro geboden voor één embleem.’ Frans van Dreumel zei daar nee tegen. ‘Dan ontbreekt die in mijn collectie.’ Ook kreeg hij wel eens een nieuwe auto aangeboden in ruil voor zijn hele verzameling. Die vraag wuifde hij ook weg. ‘Ik ga door met verzamelen tot ik alles compleet heb, maar of dat ooit gebeurt? Ik denk het eerlijk gezegd niet. De emblemen zijn ontzettend schaars tegenwoordig.’ Maar soms stuit hij nog op een verrassing. Op de rommelmarkt van Norg vorig jaar bijvoorbeeld. Frans van Dreumel is iemand die rommelmarkten over loopt en zoekt naar trommeltjes. Als hij er één ziet, rammelt hij eraan, hopende dat er wat in zit. Dat is de plek waar je de emblemen of speldjes tegenwoordig vindt. ‘Vorig jaar vond ik er een speldje van de B Divisie van Nederlands-Indië.’ Wat ze er voor moesten hebben? ‘Vijftig cent.’ Een unicum, noemt hij het. Vaak is het andersom. Dan wordt er flink overboden via online platforms en weet de verkoper precies wat het waard is. ‘Ik ga tot honderdvijftig euro per embleem. Het moet wel een aardigheid blijven.’
Indonesië
Naar aanleiding van zijn liefhebberij, reisde Van Dreumel met zijn vrouw naar Indonesië. Hij volgde de route die zijn vader er destijds aflegde, om te kijken waar hij geweest was. De reis in 2017 begon in het noordelijkste puntje van Sumatra, waar de twee orang-oetangs in het wild aanschouwden, en zo reisden ze langzaam naar beneden. Zes weken duurde de reis, die ook over Java ging – waar Van Dreumel nog bloemen naar de bergraafplaats van een jeugdvriend van zijn vader in Bandung bracht – en eindigde op Bali. ‘Zeer indrukwekkend. Veel ouderen die ik sprak, spraken zelfs nog Nederlands. Een tocht om nooit te vergeten.’
Mouwemblemen
De inwoner van Donkerbroek had alle baretemblemen al enige tijd compleet toen hij besloot ze weg te doen. ‘Er is niets meer te verzamelen en kijken doe ik er niet naar.’ Hij ruilde ze – behalve die van zijn vader – voor mouwemblemen. Zijn nieuwe doel. Nog negen te gaan.
Geplaatst op: 21 Juni 2020